Naar Home Naar hoofdstukken




Herinneringen van een kleindochter
aan haar grootmoeder
Jacoba Clasina Blanken
Stamnummer 1

Jacoba Clasina Blanken

Geschreven door Maria Antonia (Rieth) Bojawal
Stamnummer 1.3.1.



Naarden, 1985

Grootmoeder van vaders kant was een excentrieke vrouw. Hoewel, in haar jeugdige jaren zal dat niet zo direct merkbaar zijn geweest. Grootvader Bojawal was verliefd op deze excentrieke vrouw geworden en trouwde dan ook met haar. Zoals de meeste stervelingen stichtten ze enthousiast een gezin. Een hele reeks kinderkopjes kwamen om de hoek van de deur kijken in de daarop volgende jaren. Ongetwijfeld zullen het er een behoorlijk aantal zijn geworden, van alles wat, broertjes en zusjes.

Op een dag gaf grootmoeder er de brui aan; ze hield het gezin voor gezien en vertrok naar Rotterdam, het gezin chaotisch achterlatend.

Mijn vader Gijsbertus Bojawal en zijn andere broertjes en zusjes werden na grootmoeders vertrek bij verschillende pleeggezinnen geplaatst. Mijn vader kwam terecht in een streng gereformeerd boerengezin in het Gooi. Dat viel niet mee want van huis uit was hij Rooms Katholiek. Soms vertelde hij mij iets over die tijd. Heel nieuwsgierig luisterde ik dan naar zijn verhalen.

Pas vele jaren later zou ik samen met mijn vader wel eens bij mijn grootmoeder op bezoek gaan, nadat mijn vader na lang zoeken zijn moeder eindelijk had gevonden. Grootmoeder was verheugd toen ze haar zoon na zoveel jaren weer in haar armen sloot.

Grootmoeder trouwde nog eenmaal en wel met de voor mij grote onbekende. Deze grote onbekende moet haar tweelingziel zijn geweest want ze deelden veertig jaar samen hun leven en woonden op een oude trekschuit in Leiden. De schuit lag achteraf in een bochtige rivierarm. Langs de oeverkant groeiden stokoude gebogen knotwilgen.



Trekschuit..... Trekschuit

Een trekschuit varend van Delft naar Leiden

Knus dat het bij grootmoeder binnen was. Door de kleine ruitjes met minuscule gordijnen, keek ze zo op het water dat s'avonds haar weerschijnsel gaf in de gebarsten spiegel die aan de wand boven de kleine vierkante tafel hing. Grootmoeder was erg gehecht aan haar spulletjes dus weigerde ze deze gebarsten spiegel te vervangen door een andere.

In haar piepkleine keukentje stonden twee petroleumstelletjes. Daarop kookte grootmoeder het eten. Ik mocht haar helpen bij het koken, want grootmoeder vond wel dat meisjes dit later zeer zeker moesten kunnen. Van de overbekende olielucht bleef altijd wel iets in de kleine keuken hangen en in de vertrekken rondzweven.

Petroleumstelletjes

Petroleumstelletjes waarop grootmoeder kookte

Binnen in de trekschuit had grootmoeder geen water en dus ook geen kraan. Om toch aan water te komen moest zij naar de openbare gemeentekraan. Hiervoor moest zij een paar honderd meter lopen. In de winter, en vooral als het stevig had gevroren, viel dat niet altijd mee.

Vele jaren later werd grootmoeder een kleine gebogen vrouw, haar grijzende haar keurig opgestoken. Het benige gezicht met de priemende ogen welke je achterdochtig, maar ook zo wijsgerig, konden aankijken. Ik voelde me niet erg gemakkelijk onder die blik.

Naarmate het vorderen van de jaren, werd het lopen voor grootmoeder steeds moeilijker. Dat kwam natuurlijk ook door haar aparte manier van leven. Jarenlang trok zij, samen met de grote onbekende, met een jaaglijn de schuit van oever tot oever naar de daarlangs gelegen dorpen om hun negotie te slijten.

Na het overlijden van haar man, de grote onbekende, werd grootmoeder een trieste eenzame vrouw. Opmerkelijk genoeg bleef ze jarenlang doen of hij nog leefde. Terwijl ze de tafel dekte voor het avondeten, legden ze ook zijn bestek neer, precies op de plaats waar hij gewend was te zitten. Steenvast herhaalde zij deze rituele handelingen, zelfs zijn kleding en schoenen, welke hij altijd had gedragen, bewaarde ze trouw in zijn oude kast. Tijdens de eenzame maaltijden, toen hij er al lang niet meer was, konden haar oud geworden grijsblauwe ogen droevig naar buiten staren, alsof ze hem zo kon verwachten; een vage gestalte die zou opdoemen in de mistflarden.

Door haar afzonderlijke manier van leven, wekte ze de nieuwsgierigheid van sommige kinderen uit de buurt. Die konden haar dan ook wel eens lekker pesten en giechelend naschreeuwen. Maar grootmoeder ging toch altijd weer haar eigen onverstoorbare gangetje.

Na een bezoek van ons liep grootmoeder altijd mee naar buiten om ons na te wuiven; haar kleine gestalte met het blauwwitte gebloemde schort werd een stip in de verte als mijn vader en ik samen het bochtige pad afliepen, op weg naar de trein.


Maria Antonia Bojawal en haar vader Gijsbertus

Maria Antonia (Rieth) Bojawal en haar vader Gijsbertus



Naar Home Naar hoofdstukken